Aangezien er geen eenduidig consensus in omloop is over wat de term spatial turn in zich precies inhoudt, zijn er voor letterkundigen die in hun onderzoek bijzonder aandacht willen schenken aan de ruimte en de implicaties van de ruimtelijkheid voor de literatuurwetenschap dan ook menige aanvalshoeken beschikbaar. Mijn tegenwoordig onderzoek is toegespitst op Praag - als een reële plek op kaart die dan verwerkt is tot een fictionele plaats waarin een aanzienlijk aantal literaire werken zich afspeelt, zo ook enkele Nederlandse romans.
Juist die verhouding tussen de fictionaliteit en referentialiteit staat als de centrale vraag waarop ik mijn hele dissertatie wil voortbouwen. In dat opzicht leent de geokritiek van Bertrand Westphal zich goed voor het theoretische kader.
Het epistemologische potentieel van de geokritiek is trouwens tweeledig: "Geocriticism allows us to emphasize the ways that literature interacts with the world, but also to explore how all ways of dealing with the world are somewhat literary" (voorwoord van de vertaler in Westphal, 2011, p. X).
De crux van het argument verstrekt een nieuwe kijk op referentialiteit die heel dynamisch wordt begrepen en aldus beschreven met woorden als interplay, entanglement, transgression of boundaries... In mijn eigen onderzoek wil ik ook stellen dat men de referentiele aard van toponiemen zoals Praag niet kan veronachtzamen.
Het is echter niet de bedoeling om deze gewoonweg te testen tegen de werkelijke plaatsen. Een literaire representatie is nooit puur mimetisch, maar de ruimtelijke elementen gaan in principe altijd terug op de werkelijkheid die dan als een soort los anker fungeert.
Met het oog daarop hoop ik een reeks vragen te kunnen beantwoorden, waaronder de belangrijkste zijn: Over welke Praag hebben we het als we daarover in een roman lezen? Hoe verhoudt deze stad zich tot andere instanties van dezelfde stad in andere (non-)literaire teksten? Hoe sluit hij op de menselijke ervaring van de werkelijkheid en vice versa?